Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/106787202.webp
grįžti
Tėtis pagaliau grįžo namo!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/113393913.webp
prisistoti
Taksi prisistoję prie sustojimo.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/123298240.webp
susitikti
Draugai susitiko prie bendro vakarienės stalo.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/60395424.webp
šokinėti
Vaikas džiaugsmingai šokinėja.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/58292283.webp
reikalauti
Jis reikalauja kompensacijos.
eisen
Hij eist compensatie.
cms/verbs-webp/104135921.webp
įeiti
Jis įeina į viešbučio kambarį.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/121820740.webp
pradėti
Žygeiviai anksti pradėjo ryte.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/123786066.webp
gerti
Ji geria arbatą.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/111750395.webp
grįžti
Jis negali grįžti vienas.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/132125626.webp
įtikinti
Ji dažnai turi įtikinti savo dukterį valgyti.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/43483158.webp
važiuoti traukiniu
Aš ten važiuosiu traukiniu.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/102304863.webp
spirti
Atsargiai, arklys gali spirti!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!