Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/82095350.webp
stumti
Slauga stumia pacientą neįgaliojo vežimėliu.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/117490230.webp
užsisakyti
Ji užsakė sau pusryčius.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/120254624.webp
vadovauti
Jam patinka vadovauti komandai.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/117284953.webp
pasirinkti
Ji pasirenka naujus saulės akinius.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/130938054.webp
apsikabinti
Vaikas apsikabina.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/5135607.webp
išsikraustyti
Kaimynas išsikrausto.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/94153645.webp
verkti
Vaikas verkia vonioje.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/43532627.webp
gyventi
Jie gyvena bendrabutyje.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/103719050.webp
kurti
Jie kuria naują strategiją.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/17624512.webp
priprasti
Vaikams reikia priprasti šepetėti dantis.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/98561398.webp
maišyti
Dailininkas maišo spalvas.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/95543026.webp
dalyvauti
Jis dalyvauja lenktynėse.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.