Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

pirkti
Jie nori pirkti namą.
kopen
Ze willen een huis kopen.

išsiųsti
Šis paketas bus išsiųstas greitai.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

pamiršti
Ji dabar pamiršo jo vardą.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

gerti
Karvės geria vandenį iš upės.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.

turėti po ranka
Vaikai turi po ranka tik kišenpinigius.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

pristatyti
Picos pristatymo vyras pristato picą.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

aptarti
Kolegos aptaria problemą.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

tikrinti
Mechanikas tikrina automobilio funkcijas.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

patvirtinti
Mes mielai patvirtiname jūsų idėją.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

išskirti
Grupė jį išskiria.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

įstrigti
Aš įstrigau ir nerandu išeities.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
