Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/113248427.webp
gewinnen
Er versucht, im Schach zu gewinnen.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/32685682.webp
mitbekommen
Das Kind bekommt den Streit seiner Eltern mit.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/89516822.webp
bestrafen
Sie bestrafte ihre Tochter.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/91603141.webp
durchbrennen
Manche Kinder brennen von zu Hause durch.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/123519156.webp
verbringen
Sie verbringt ihre gesamte Freizeit draußen.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/110233879.webp
erstellen
Er hat ein Modell für das Haus erstellt.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/98561398.webp
vermischen
Der Maler vermischt die Farben.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/120762638.webp
mitteilen
Ich muss Ihnen etwas Wichtiges mitteilen.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
cms/verbs-webp/71612101.webp
einfahren
Die U-Bahn ist gerade eingefahren.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/62000072.webp
übernachten
Wir übernachten im Auto.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/11497224.webp
beantworten
Der Schüler beantwortet die Frage.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/112755134.webp
telefonieren
Sie kann nur in der Mittagspause telefonieren.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.