Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
hinfahren
Ich werde mit dem Zug hinfahren.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
beschützen
Kinder muss man beschützen.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
weggehen
Der Mann geht weg.
verlaten
De man vertrekt.
meinen
Wer, meinen Sie, ist stärker?
denken
Wie denk je dat sterker is?
kündigen
Mein Chef hat mir gekündigt.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
führen
Er führt das Mädchen an der Hand.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
auskommen
Sie muss mit wenig Geld auskommen.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
geraten
Wie sind wir nur in diese Situation geraten?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
totfahren
Leider werden noch immer viele Tiere von Autos totgefahren.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
danken
Ich danke dir ganz herzlich dafür!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
senden
Ich sende dir einen Brief.
sturen
Ik stuur je een brief.