Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/43483158.webp
hinfahren
Ich werde mit dem Zug hinfahren.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschützen
Kinder muss man beschützen.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/102049516.webp
weggehen
Der Mann geht weg.
verlaten
De man vertrekt.
cms/verbs-webp/118567408.webp
meinen
Wer, meinen Sie, ist stärker?
denken
Wie denk je dat sterker is?
cms/verbs-webp/49374196.webp
kündigen
Mein Chef hat mir gekündigt.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/95056918.webp
führen
Er führt das Mädchen an der Hand.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/47062117.webp
auskommen
Sie muss mit wenig Geld auskommen.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/49585460.webp
geraten
Wie sind wir nur in diese Situation geraten?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/86196611.webp
totfahren
Leider werden noch immer viele Tiere von Autos totgefahren.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/12991232.webp
danken
Ich danke dir ganz herzlich dafür!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/62069581.webp
senden
Ich sende dir einen Brief.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/120801514.webp
fehlen
Du wirst mir so sehr fehlen!
missen
Ik zal je zo erg missen!