Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/102677982.webp
spüren
Sie spürt das Baby in ihrem Bauch.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/123519156.webp
verbringen
Sie verbringt ihre gesamte Freizeit draußen.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/102169451.webp
umgehen
Man muss Probleme umgehen.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/26758664.webp
ersparen
Meine Kinder haben sich ihr Geld selbst erspart.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/115520617.webp
überfahren
Ein Radfahrer wurde von einem Auto überfahren.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/38753106.webp
sprechen
Im Kino sollte man nicht zu laut sprechen.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/123367774.webp
ordnen
Ich muss noch viele Papiere ordnen.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/84943303.webp
sich befinden
In der Muschel befindet sich eine Perle.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
cms/verbs-webp/127554899.webp
bevorzugen
Unsere Tochter liest keine Bücher, sie bevorzugt ihr Handy.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/93169145.webp
reden
Er redet zu seinen Zuhörern.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klingen
Ihre Stimme klingt phantastisch!
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
cms/verbs-webp/123546660.webp
prüfen
Der Mechaniker prüft die Funktionen des Autos.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.