Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/92207564.webp
reiten
Sie reiten so schnell sie können.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
cms/verbs-webp/93697965.webp
herumfahren
Die Autos fahren im Kreis herum.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/122789548.webp
schenken
Was hat ihr ihr Freund zum Geburtstag geschenkt?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
cms/verbs-webp/114272921.webp
treiben
Die Cowboys treiben das Vieh mit Pferden.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
cms/verbs-webp/57248153.webp
erwähnen
Der Chef hat erwähnt, dass er ihn feuern wird.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/119501073.webp
gegenüberliegen
Da ist das Schloss - es liegt gleich gegenüber!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/33493362.webp
zurückrufen
Bitte rufen Sie mich morgen zurück.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
cms/verbs-webp/66441956.webp
aufschreiben
Du musst dir das Passwort aufschreiben!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/108014576.webp
wiedersehen
Sie sehen endlich einander wieder.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/32180347.webp
auseinandernehmen
Unser Sohn nimmt alles auseinander!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/105504873.webp
wegwollen
Sie will aus ihrem Hotel weg.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/106515783.webp
zerstören
Der Tornado zerstört viele Häuser.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.