Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

ausbreiten
Er breitet die Arme weit aus.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

sich bewegen
Es ist gesund, sich viel zu bewegen.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

Bücher und Zeitungen werden gedruckt.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

aufhören
Ab sofort will ich mit dem Rauchen aufhören!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

machen
Das solltest du doch schon vor einer Stunde machen!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

klingen
Ihre Stimme klingt phantastisch!
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

überlassen
Die Besitzer überlassen mir ihre Hunde zum Spaziergang.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

verfehlen
Er hat den Nagel verfehlt und sich verletzt.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

klingeln
Wer hat an der Tür geklingelt?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

vorziehen
Viele Kinder ziehen gesunden Sachen Süßigkeiten vor.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

wegfahren
Sie fährt mit ihrem Wagen weg.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
