Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
ausschließen
Die Gruppe schließt ihn aus.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
schauen
Sie schaut durch ein Fernglas.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
kicken
Sie kicken gern, aber nur beim Tischfußball.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
liebhaben
Sie hat ihr Pferd sehr lieb.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
mitdenken
Beim Kartenspiel muss man mitdenken.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
servieren
Der Kellner serviert das Essen.
serveren
De ober serveert het eten.
niederbrennen
Das Feuer wird viel Wald niederbrennen.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
nachgehen
Die Uhr geht ein paar Minuten nach.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
aufwachen
Er ist soeben aufgewacht.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
beseitigen
Diese alten Gummireifen müssen gesondert beseitigt werden.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
praktizieren
Die Frau praktiziert Yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.