Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

see
You can see better with glasses.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

receive
She received a very nice gift.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

drive around
The cars drive around in a circle.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

overcome
The athletes overcome the waterfall.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

agree
The neighbors couldn’t agree on the color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

waste
Energy should not be wasted.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

use
We use gas masks in the fire.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

cause
Sugar causes many diseases.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

depart
The ship departs from the harbor.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

strengthen
Gymnastics strengthens the muscles.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
