Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/53064913.webp
fermer
Elle ferme les rideaux.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/115153768.webp
voir clairement
Je vois tout clairement avec mes nouvelles lunettes.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/27564235.webp
travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/11497224.webp
répondre
L’étudiant répond à la question.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/34725682.webp
suggérer
La femme suggère quelque chose à son amie.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/82669892.webp
aller
Où allez-vous tous les deux?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/115207335.webp
ouvrir
Le coffre-fort peut être ouvert avec le code secret.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
cms/verbs-webp/55269029.webp
rater
Il a raté le clou et s’est blessé.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/83636642.webp
frapper
Elle frappe la balle par-dessus le filet.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/119289508.webp
garder
Vous pouvez garder l’argent.
houden
Je mag het geld houden.
cms/verbs-webp/35862456.webp
commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/46602585.webp
transporter
Nous transportons les vélos sur le toit de la voiture.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.