Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/129002392.webp
explorer
Les astronautes veulent explorer l’espace.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/123213401.webp
détester
Les deux garçons se détestent.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/103719050.webp
développer
Ils développent une nouvelle stratégie.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/68435277.webp
venir
Je suis content que tu sois venu !
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/96531863.webp
passer
Le chat peut-il passer par ce trou?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/73880931.webp
nettoyer
Le travailleur nettoie la fenêtre.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/74908730.webp
causer
Trop de gens causent rapidement le chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/107299405.webp
demander
Il lui demande pardon.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
cms/verbs-webp/109099922.webp
rappeler
L’ordinateur me rappelle mes rendez-vous.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/40946954.webp
trier
Il aime trier ses timbres.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/100649547.webp
embaucher
Le candidat a été embauché.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/83661912.webp
préparer
Ils préparent un délicieux repas.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.