Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

explorer
Les astronautes veulent explorer l’espace.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

détester
Les deux garçons se détestent.
haten
De twee jongens haten elkaar.

développer
Ils développent une nouvelle stratégie.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

venir
Je suis content que tu sois venu !
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

passer
Le chat peut-il passer par ce trou?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

nettoyer
Le travailleur nettoie la fenêtre.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

causer
Trop de gens causent rapidement le chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

demander
Il lui demande pardon.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

rappeler
L’ordinateur me rappelle mes rendez-vous.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

trier
Il aime trier ses timbres.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

embaucher
Le candidat a été embauché.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
