Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
voter
Les électeurs votent aujourd’hui pour leur avenir.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
demander
Mon petit-fils me demande beaucoup.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
courir vers
La fille court vers sa mère.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
déchiffrer
Il déchiffre les petits caractères avec une loupe.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
terminer
Il termine son parcours de jogging chaque jour.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
embaucher
Le candidat a été embauché.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
donner un coup de pied
En arts martiaux, vous devez savoir bien donner des coups de pied.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
vérifier
Le dentiste vérifie les dents.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
composer
Elle a décroché le téléphone et composé le numéro.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
écrire à
Il m’a écrit la semaine dernière.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
couvrir
Les nénuphars couvrent l’eau.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.