Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
choisir
Elle choisit une nouvelle paire de lunettes de soleil.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
appuyer
Il appuie sur le bouton.
drukken
Hij drukt op de knop.
nettoyer
Le travailleur nettoie la fenêtre.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
retirer
Comment va-t-il retirer ce gros poisson?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
voter
On vote pour ou contre un candidat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
se fâcher
Elle se fâche parce qu’il ronfle toujours.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
éviter
Elle évite son collègue.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
écouter
Il l’écoute.
luisteren
Hij luistert naar haar.
laisser passer devant
Personne ne veut le laisser passer devant à la caisse du supermarché.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
renverser
Malheureusement, beaucoup d’animaux sont encore renversés par des voitures.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
sentir
Il se sent souvent seul.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.