Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

comprendre
Je ne peux pas te comprendre !
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

composer
Elle a décroché le téléphone et composé le numéro.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

renforcer
La gymnastique renforce les muscles.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

embrasser
La mère embrasse les petits pieds du bébé.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

tourner
Les voitures tournent en cercle.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

rentrer
Il rentre chez lui après le travail.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.

explorer
Les astronautes veulent explorer l’espace.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

sortir
Elle sort avec les nouvelles chaussures.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

faire une erreur
Réfléchis bien pour ne pas faire d’erreur!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

endommager
Deux voitures ont été endommagées dans l’accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

voyager
J’ai beaucoup voyagé à travers le monde.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
