Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/87153988.webp
promover
Necesitamos promover alternativas al tráfico de coches.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/41019722.webp
regresar
Después de comprar, los dos regresan a casa.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/75281875.webp
encargarse de
Nuestro conserje se encarga de la eliminación de nieve.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/115224969.webp
perdonar
Le perdono sus deudas.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/85860114.webp
avanzar
No puedes avanzar más en este punto.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/106851532.webp
mirarse
Se miraron durante mucho tiempo.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/119895004.webp
escribir
Está escribiendo una carta.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/27564235.webp
trabajar en
Tiene que trabajar en todos estos archivos.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/57481685.webp
repetir
El estudiante ha repetido un año.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/108991637.webp
evitar
Ella evita a su compañero de trabajo.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/84314162.webp
extender
Él extendió los brazos de par en par.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/120762638.webp
decir
Tengo algo importante que decirte.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.