Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

tuvoties
Gliemeži tuvojas viens otram.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

bankrotēt
Uzņēmums, iespējams, drīz bankrotēs.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

piedzerties
Viņš gandrīz katru vakaru piedzeras.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

nodedzināt
Uguns nodedzinās lielu meža daļu.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

noplūkt
Viņa noplūca ābolu.
plukken
Ze plukte een appel.

izcelt
Helikopters izcel divus vīriešus.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

vērsties
Viņi vēršas viens pie otra.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

izlēkt
Zivis izlēc no ūdens.
uitspringen
De vis springt uit het water.

atrodas
Gliemezis atrodas čaumalā.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

saprasties
Beidziet cīnīties un beidzot saprastieties!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

patikt
Viņai patīk šokolāde vairāk nekā dārzeņi.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
