Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

komme til deg
Lykken kommer til deg.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

slippe gjennom
Bør flyktninger slippes gjennom ved grensene?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

bo
De bor i en delt leilighet.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

svare
Hun svarer alltid først.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

sparke
Vær forsiktig, hesten kan sparke!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

kaste
Han kaster sint datamaskinen sin på gulvet.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

være oppmerksom på
Man må være oppmerksom på trafikkskiltene.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

ringe
Hører du klokken ringe?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

bruke
Vi bruker gassmasker i brannen.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

tråkke på
Jeg kan ikke tråkke på bakken med denne foten.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

se
Hun ser gjennom kikkerten.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
