Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
snø
Det snødde mye i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
tenke med
Du må tenke med i kortspill.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
overnatte
Vi overnatter i bilen.
overnachten
We overnachten in de auto.
lamslå
Overraskelsen lamslår henne.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
svare
Hun svarer alltid først.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
berike
Krydder beriker maten vår.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
like
Barnet liker den nye leken.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
trene
Profesjonelle idrettsutøvere må trene hver dag.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
ville
Han vil ha for mye!
willen
Hij wil te veel!
håpe
Mange håper på en bedre fremtid i Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
vende seg til
De vender seg til hverandre.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.