Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

scrivere ovunque
Gli artisti hanno scritto su tutta la parete.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

annotare
Vuole annotare la sua idea imprenditoriale.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

affittare
Sta affittando la sua casa.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.

gestire
Bisogna gestire i problemi.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

restituire
Il cane restituisce il giocattolo.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

aiutare
Tutti aiutano a montare la tenda.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

coprire
Ha coperto il pane con il formaggio.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

scappare
Tutti scappavano dal fuoco.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

finire
Come siamo finiti in questa situazione?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

contare
Lei conta le monete.
tellen
Ze telt de munten.

salutare
La donna saluta.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
