Woordenlijst

Leer bijwoorden – Italiaans

cms/adverbs-webp/123249091.webp
insieme
I due amano giocare insieme.
samen
De twee spelen graag samen.
cms/adverbs-webp/178600973.webp
qualcosa
Vedo qualcosa di interessante!
iets
Ik zie iets interessants!
cms/adverbs-webp/78163589.webp
quasi
Ho quasi colpito!
bijna
Ik raakte bijna!
cms/adverbs-webp/166784412.webp
mai
Hai mai perso tutti i tuoi soldi in azioni?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
cms/adverbs-webp/80929954.webp
più
I bambini più grandi ricevono più paghetta.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
cms/adverbs-webp/142768107.webp
mai
Non si dovrebbe mai arrendersi.
nooit
Men moet nooit opgeven.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
abbastanza
Vuole dormire e ha avuto abbastanza del rumore.
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
cms/adverbs-webp/128130222.webp
insieme
Impariamo insieme in un piccolo gruppo.
samen
We leren samen in een kleine groep.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
fuori
Oggi mangiamo fuori.
buiten
We eten vandaag buiten.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
da solo
Sto godendo la serata tutto da solo.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
cms/adverbs-webp/71670258.webp
ieri
Ha piovuto forte ieri.
gisteren
Het regende hard gisteren.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
già
Lui è già addormentato.
al
Hij slaapt al.