Woordenlijst
Leer bijwoorden – Zweeds

aldrig
Man borde aldrig ge upp.
nooit
Men moet nooit opgeven.

utomhus
Vi äter utomhus idag.
buiten
We eten vandaag buiten.

nästan
Jag träffade nästan!
bijna
Ik raakte bijna!

korrekt
Ordet är inte stavat korrekt.
correct
Het woord is niet correct gespeld.

ut
Hon kommer ut ur vattnet.
uit
Ze komt uit het water.

snart
Ett kommersiellt byggnad kommer att öppnas här snart.
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.

nästan
Det är nästan midnatt.
bijna
Het is bijna middernacht.

nästan
Tanken är nästan tom.
bijna
De tank is bijna leeg.

inte
Jag gillar inte kaktusen.
niet
Ik hou niet van de cactus.

verkligen
Kan jag verkligen tro det?
echt
Kan ik dat echt geloven?

igår
Det regnade kraftigt igår.
gisteren
Het regende hard gisteren.
