Woordenlijst
Leer bijwoorden – Slovaaks
von
Choré dieťa nesmie ísť von.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
všetky
Tu môžete vidieť všetky vlajky sveta.
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
ale
Dom je malý, ale romantický.
maar
Het huis is klein maar romantisch.
už
Dom je už predaný.
al
Het huis is al verkocht.
spolu
Tí dvaja sa radi hrajú spolu.
samen
De twee spelen graag samen.
prečo
Deti chcú vedieť, prečo je všetko tak, ako je.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
dole
Pádne zhora dole.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
von
Chcel by sa dostať von z väzenia.
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
dosť
Chce spať a má dosť toho hluku.
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
trochu
Chcem ešte trochu.
een beetje
Ik wil een beetje meer.
často
Tornáda sa nevidia často.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.