Woordenlijst
Leer bijwoorden – Slovaaks

trochu
Chcem ešte trochu.
een beetje
Ik wil een beetje meer.

dovnútra
Tí dvaja prichádzajú dovnútra.
in
De twee komen binnen.

celý deň
Matka musí pracovať celý deň.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.

tam
Choď tam a potom sa znova spýtaj.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

kedykoľvek
Môžete nám zavolať kedykoľvek.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.

predtým
Bola tučnejšia predtým ako teraz.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

dlho
Musel som dlho čakať v čakárni.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.

aspoň
Kaderník stál aspoň málo.
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.

nikam
Tieto stopy vedú nikam.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.

ale
Dom je malý, ale romantický.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

von
Choré dieťa nesmie ísť von.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
