Woordenlijst

Leer bijwoorden – Slovaaks

cms/adverbs-webp/54073755.webp
na ňom
Vylieza na strechu a sedí na ňom.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
trochu
Chcem ešte trochu.
een beetje
Ik wil een beetje meer.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
prečo
Deti chcú vedieť, prečo je všetko tak, ako je.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
takmer
Je takmer polnoc.
bijna
Het is bijna middernacht.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
dlho
Musel som dlho čakať v čakárni.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
dosť
Chce spať a má dosť toho hluku.
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
príliš veľa
Vždy pracoval príliš veľa.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
cms/adverbs-webp/12727545.webp
dole
Leží dole na podlahe.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
cms/adverbs-webp/80929954.webp
viac
Staršie deti dostávajú viac vreckového.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
dole
Pádne zhora dole.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
cms/adverbs-webp/57758983.webp
polovica
Pohár je naplnený do polovice.
half
Het glas is half leeg.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
zajtra
Nikto nevie, čo bude zajtra.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.