Woordenlijst
Leer bijwoorden – Slovaaks

spolu
Tí dvaja sa radi hrajú spolu.
samen
De twee spelen graag samen.

už
Dom je už predaný.
al
Het huis is al verkocht.

vonku
Dnes jeme vonku.
buiten
We eten vandaag buiten.

zajtra
Nikto nevie, čo bude zajtra.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.

ale
Dom je malý, ale romantický.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

správne
Slovo nie je správne napísané.
correct
Het woord is niet correct gespeld.

dole
Pádne zhora dole.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

tam
Choď tam a potom sa znova spýtaj.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

aspoň
Kaderník stál aspoň málo.
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.

predtým
Bola tučnejšia predtým ako teraz.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

nikam
Tieto stopy vedú nikam.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
