Woordenlijst
Leer bijwoorden – Slovaaks

napríklad
Ako sa vám páči táto farba, napríklad?
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?

preč
Odnesie korisť preč.
weg
Hij draagt de prooi weg.

príliš
Práca mi je príliš veľa.
te veel
Het werk wordt me te veel.

celý deň
Matka musí pracovať celý deň.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.

dole
Pádne zhora dole.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

teraz
Mám ho teraz zavolať?
nu
Moet ik hem nu bellen?

nikdy
Človek by nikdy nemal vzdať.
nooit
Men moet nooit opgeven.

do
Skočia do vody.
in
Ze springen in het water.

ale
Dom je malý, ale romantický.
maar
Het huis is klein maar romantisch.

tam
Cieľ je tam.
daar
Het doel is daar.

dlho
Musel som dlho čakať v čakárni.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
