Woordenlijst

Leer bijwoorden – Duits

cms/adverbs-webp/96228114.webp
jetzt
Soll ich ihn jetzt anrufen?
nu
Moet ik hem nu bellen?
cms/adverbs-webp/178653470.webp
außerhalb
Wir essen heute außerhalb im Freien.
buiten
We eten vandaag buiten.
cms/adverbs-webp/54073755.webp
darauf
Er klettert aufs Dach und setzt sich darauf.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
cms/adverbs-webp/73459295.webp
auch
Der Hund darf auch am Tisch sitzen.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
cms/adverbs-webp/75164594.webp
oft
Tornados sieht man nicht oft.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
cms/adverbs-webp/172832880.webp
sehr
Das Kind ist sehr hungrig.
erg
Het kind is erg hongerig.
cms/adverbs-webp/12727545.webp
unten
Er liegt unten auf dem Boden.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
fast
Es ist fast Mitternacht.
bijna
Het is bijna middernacht.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lange
Ich musste lange im Wartezimmer warten.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
cms/adverbs-webp/77321370.webp
beispielsweise
Wie gefällt Ihnen beispielsweise diese Farbe?
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
cms/adverbs-webp/123249091.webp
zusammen
Die beiden spielen gern zusammen.
samen
De twee spelen graag samen.
cms/adverbs-webp/80929954.webp
mehr
Große Kinder bekommen mehr Taschengeld.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.