Woordenlijst
Leer bijwoorden – Duits

zusammen
Die beiden spielen gern zusammen.
samen
De twee spelen graag samen.

lange
Ich musste lange im Wartezimmer warten.
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.

nie
Geh nie mit Schuhen ins Bett!
nooit
Ga nooit met schoenen aan naar bed!

richtig
Das Wort ist nicht richtig geschrieben.
correct
Het woord is niet correct gespeld.

auch
Der Hund darf auch am Tisch sitzen.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.

jemals
Hast du jemals alles Geld mit Aktien verloren?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?

niemals
Man darf niemals aufgeben.
nooit
Men moet nooit opgeven.

jetzt
Soll ich ihn jetzt anrufen?
nu
Moet ik hem nu bellen?

fort
Er trägt die Beute fort.
weg
Hij draagt de prooi weg.

darauf
Er klettert aufs Dach und setzt sich darauf.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.

hinüber
Sie will mit dem Roller die Straße hinüber.
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
