Woordenlijst
Leer bijwoorden – Duits

niemals
Man darf niemals aufgeben.
nooit
Men moet nooit opgeven.

herab
Er stürzt von oben herab.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

auch
Der Hund darf auch am Tisch sitzen.
ook
De hond mag ook aan tafel zitten.

bisschen
Ich will ein bisschen mehr.
een beetje
Ik wil een beetje meer.

immer
Hier war immer ein See.
altijd
Hier was altijd een meer.

miteinander
Wir lernen miteinander in einer kleinen Gruppe.
samen
We leren samen in een kleine groep.

ganztags
Die Mutter muss ganztags arbeiten.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.

zu viel
Er hat immer zu viel gearbeitet.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.

hinüber
Sie will mit dem Roller die Straße hinüber.
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.

allein
Ich genieße den Abend ganz allein.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

viel
Ich lese wirklich viel.
veel
Ik lees inderdaad veel.
