Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

cms/adverbs-webp/77731267.webp
veel
Ik lees inderdaad veel.
viel
Ich lese wirklich viel.
cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
ziemlich
Sie ist ziemlich schlank.
cms/adverbs-webp/29021965.webp
niet
Ik hou niet van de cactus.
nicht
Ich mag den Kaktus nicht.
cms/adverbs-webp/118228277.webp
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
raus
Er will gern raus aus dem Gefängnis.
cms/adverbs-webp/176235848.webp
in
De twee komen binnen.
herein
Die beiden kommen herein.
cms/adverbs-webp/80929954.webp
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
mehr
Große Kinder bekommen mehr Taschengeld.
cms/adverbs-webp/145489181.webp
misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
vielleicht
Sie will vielleicht in einem anderen Land leben.
cms/adverbs-webp/96364122.webp
eerst
Veiligheid komt eerst.
zuerst
Sicherheit kommt zuerst.
cms/adverbs-webp/54073755.webp
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
darauf
Er klettert aufs Dach und setzt sich darauf.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
zu viel
Er hat immer zu viel gearbeitet.
cms/adverbs-webp/111290590.webp
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!
gleich
Diese Menschen sind verschieden, aber gleich optimistisch!
cms/adverbs-webp/135007403.webp
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
rein
Geht er rein oder raus?