Wortschatz
Adverbien lernen – Niederländisch

de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
ganztags
Die Mutter muss ganztags arbeiten.

bijna
De tank is bijna leeg.
nahezu
Der Tank ist nahezu leer.

even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!
gleich
Diese Menschen sind verschieden, aber gleich optimistisch!

buiten
We eten vandaag buiten.
außerhalb
Wir essen heute außerhalb im Freien.

nooit
Ga nooit met schoenen aan naar bed!
nie
Geh nie mit Schuhen ins Bett!

genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
genug
Sie will schlafen und hat genug von dem Lärm.

iets
Ik zie iets interessants!
etwas
Ich sehe etwas Interessantes!

gratis
Zonne-energie is gratis.
gratis
Sonnenenergie ist gratis.

net
Ze is net wakker geworden.
eben
Sie ist eben wach geworden.

naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
herab
Er stürzt von oben herab.

bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
beispielsweise
Wie gefällt Ihnen beispielsweise diese Farbe?
