Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
fast
Es ist fast Mitternacht.
cms/adverbs-webp/111290590.webp
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!
gleich
Diese Menschen sind verschieden, aber gleich optimistisch!
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
genug
Sie will schlafen und hat genug von dem Lärm.
cms/adverbs-webp/142768107.webp
nooit
Men moet nooit opgeven.
niemals
Man darf niemals aufgeben.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
warum
Kinder wollen wissen, warum alles so ist, wie es ist.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
morgen
Niemand weiß, was morgen sein wird.
cms/adverbs-webp/80929954.webp
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
mehr
Große Kinder bekommen mehr Taschengeld.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
zu viel
Er hat immer zu viel gearbeitet.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
bereits
Er ist bereits eingeschlafen.
cms/adverbs-webp/174985671.webp
bijna
De tank is bijna leeg.
nahezu
Der Tank ist nahezu leer.
cms/adverbs-webp/29115148.webp
maar
Het huis is klein maar romantisch.
aber
Das Haus ist klein aber romantisch.
cms/adverbs-webp/118228277.webp
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
raus
Er will gern raus aus dem Gefängnis.