Wortschatz
Adverbien lernen – Niederländisch

bijna
Het is bijna middernacht.
fast
Es ist fast Mitternacht.

vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
oft
Tornados sieht man nicht oft.

de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
ganztags
Die Mutter muss ganztags arbeiten.

altijd
Je kunt ons altijd bellen.
jederzeit
Sie können uns jederzeit anrufen.

ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
auch
Der Hund darf auch am Tisch sitzen.

echt
Kan ik dat echt geloven?
wirklich
Kann ich das wirklich glauben?

genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
genug
Sie will schlafen und hat genug von dem Lärm.

behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
ziemlich
Sie ist ziemlich schlank.

maar
Het huis is klein maar romantisch.
aber
Das Haus ist klein aber romantisch.

opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
wieder
Sie haben sich wieder getroffen.

samen
De twee spelen graag samen.
zusammen
Die beiden spielen gern zusammen.
