Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

cms/adverbs-webp/77731267.webp
veel
Ik lees inderdaad veel.
viel
Ich lese wirklich viel.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
zusammen
Die beiden spielen gern zusammen.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
herab
Er stürzt von oben herab.
cms/adverbs-webp/7659833.webp
gratis
Zonne-energie is gratis.
gratis
Sonnenenergie ist gratis.
cms/adverbs-webp/145489181.webp
misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
vielleicht
Sie will vielleicht in einem anderen Land leben.
cms/adverbs-webp/98507913.webp
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
alle
Hier kann man alle Flaggen der Welt sehen.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
lange
Ich musste lange im Wartezimmer warten.
cms/adverbs-webp/23708234.webp
correct
Het woord is niet correct gespeld.
richtig
Das Wort ist nicht richtig geschrieben.
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
nochmal
Er schreibt alles nochmal.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
immer
Hier war immer ein See.
cms/adverbs-webp/135007403.webp
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
rein
Geht er rein oder raus?
cms/adverbs-webp/57457259.webp
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
hinaus
Das kranke Kind darf nicht hinaus.