Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

cms/adverbs-webp/128130222.webp
samen
We leren samen in een kleine groep.
miteinander
Wir lernen miteinander in einer kleinen Gruppe.
cms/adverbs-webp/178600973.webp
iets
Ik zie iets interessants!
etwas
Ich sehe etwas Interessantes!
cms/adverbs-webp/98507913.webp
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
alle
Hier kann man alle Flaggen der Welt sehen.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
warum
Kinder wollen wissen, warum alles so ist, wie es ist.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
hinab
Sie springt hinab ins Wasser.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
zu viel
Er hat immer zu viel gearbeitet.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
een beetje
Ik wil een beetje meer.
bisschen
Ich will ein bisschen mehr.
cms/adverbs-webp/54073755.webp
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
darauf
Er klettert aufs Dach und setzt sich darauf.
cms/adverbs-webp/166071340.webp
uit
Ze komt uit het water.
heraus
Sie kommt aus dem Wasser heraus.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
wieder
Sie haben sich wieder getroffen.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
morgen
Niemand weiß, was morgen sein wird.
cms/adverbs-webp/12727545.webp
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
unten
Er liegt unten auf dem Boden.