Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
ziemlich
Sie ist ziemlich schlank.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
hinab
Sie springt hinab ins Wasser.
cms/adverbs-webp/166784412.webp
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
jemals
Hast du jemals alles Geld mit Aktien verloren?
cms/adverbs-webp/77731267.webp
veel
Ik lees inderdaad veel.
viel
Ich lese wirklich viel.
cms/adverbs-webp/135007403.webp
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
rein
Geht er rein oder raus?
cms/adverbs-webp/57758983.webp
half
Het glas is half leeg.
halb
Das Glas ist halb leer.
cms/adverbs-webp/78163589.webp
bijna
Ik raakte bijna!
beinahe
Ich hätte beinahe getroffen!
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
bereits
Er ist bereits eingeschlafen.
cms/adverbs-webp/23025866.webp
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
ganztags
Die Mutter muss ganztags arbeiten.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
wieder
Sie haben sich wieder getroffen.
cms/adverbs-webp/93260151.webp
nooit
Ga nooit met schoenen aan naar bed!
nie
Geh nie mit Schuhen ins Bett!
cms/adverbs-webp/75164594.webp
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
oft
Tornados sieht man nicht oft.