Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
herausreißen
Unkraut muss man herausreißen.
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
achten
Man muss auf die Verkehrszeichen achten.
cms/verbs-webp/121112097.webp
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
malen
Ich habe ein schönes Bild für dich gemalt!
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorieren
Das Kind ignoriert die Worte seiner Mutter.
cms/verbs-webp/109099922.webp
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
erinnern
Der Computer erinnert mich an meine Termine.
cms/verbs-webp/67035590.webp
springen
Hij sprong in het water.
springen
Er sprang ins Wasser.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
veröffentlichen
Der Verlag hat viele Bücher veröffentlicht.
cms/verbs-webp/80356596.webp
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
sich verabschieden
Die Frau verabschiedet sich.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
vorbeigehen
Die beiden gehen aneinander vorbei.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
vorweisen
Ich kann ein Visum in meinem Pass vorweisen.
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
schwindeln
In einer Notsituation muss man manchmal schwindeln.
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
teilen
Wir müssen lernen, unseren Wohlstand zu teilen.