Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
ausschlafen
Sie wollen endlich mal eine Nacht ausschlafen!
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
putzen
Der Arbeiter putzt das Fenster.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
pflegen
Unser Sohn pflegt seinen neuen Wagen sehr.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
zulassen
Man soll keine Depression zulassen.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
zusammenbringen
Der Sprachkurs bringt Studenten aus aller Welt zusammen.
cms/verbs-webp/112970425.webp
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
sich aufregen
Sie regt sich auf, weil er immer schnarcht.
cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
fressen
Die Hühner fressen die Körner.
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
austreten
Viele Engländer wollten aus der EU austreten.
cms/verbs-webp/117890903.webp
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
antworten
Sie antwortet immer als Erste.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
nachsprechen
Mein Papagei kann meinen Namen nachsprechen.
cms/verbs-webp/90032573.webp
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
wissen
Die Kinder sind sehr neugierig und wissen schon viel.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
beeinflussen
Lass dich nicht von anderen beeinflussen!