Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
verfolgen
Der Cowboy verfolgt die Pferde.
reizen
We reizen graag door Europa.
reisen
Wir reisen gern durch Europa.
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
schaffen
Wer schuf die Erde?
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
genieten
Ze geniet van het leven.
genießen
Sie genießt das Leben.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
erörtern
Die Kollegen erörtern das Problem.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
entdecken
Die Seefahrer haben ein neues Land entdeckt.
voeden
De kinderen voeden het paard.
füttern
Die Kinder füttern das Pferd.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
Bücher und Zeitungen werden gedruckt.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
vorbeifahren
Der Zug fährt vor uns vorbei.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
sich bewegen
Es ist gesund, sich viel zu bewegen.