Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
verfolgen
Der Cowboy verfolgt die Pferde.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
reisen
Wir reisen gern durch Europa.
cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
schaffen
Wer schuf die Erde?
cms/verbs-webp/95655547.webp
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
genießen
Sie genießt das Leben.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
erörtern
Die Kollegen erörtern das Problem.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
entdecken
Die Seefahrer haben ein neues Land entdeckt.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
füttern
Die Kinder füttern das Pferd.
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
drucken
Bücher und Zeitungen werden gedruckt.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
vorbeifahren
Der Zug fährt vor uns vorbei.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
sich bewegen
Es ist gesund, sich viel zu bewegen.
cms/verbs-webp/43956783.webp
weglopen
Onze kat is weggelopen.
entlaufen
Unsere Katze ist entlaufen.