Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
hinzufügen
Sie fügt dem Kaffee noch etwas Milch hinzu.

toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
sich erhöhen
Die Bevölkerungszahl hat sich stark erhöht.

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
einfahren
Die U-Bahn ist gerade eingefahren.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
hinausgehen
Die Kinder wollen endlich hinausgehen.

achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
übriglassen
Sie hat mir noch ein Stück Pizza übriggelassen.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
ordnen
Ich muss noch viele Papiere ordnen.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
vermuten
Er vermutet, dass es seine Freundin ist.

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
sitzenbleiben
Der Schüler ist sitzengeblieben

bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
gebären
Sie wird bald gebären.

herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
wiederholen
Können Sie das bitte wiederholen?

achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
verfolgen
Der Cowboy verfolgt die Pferde.
