Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
versäumen
Sie hat einen wichtigen Termin versäumt.
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
vorgehen
Die Gesundheit geht immer vor!
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
kicken
Sie kicken gern, aber nur beim Tischfußball.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
unterstehen
Alle an Bord unterstehen dem Kapitän.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
übertreffen
Wale übertreffen alle Tiere an Gewicht.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
begrenzen
Zäune begrenzen unsere Freiheit.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
veranlassen
Sie werden ihre Scheidung veranlassen.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
zurückkommen
Der Bumerang kam zurück.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
rufen
Der Junge ruft so laut er kann.
sterven
Veel mensen sterven in films.
sterben
In Filmen sterben viele Menschen.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
belassen
Die Natur wurde unberührt belassen.