Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/81236678.webp
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
versäumen
Sie hat einen wichtigen Termin versäumt.
cms/verbs-webp/124046652.webp
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
vorgehen
Die Gesundheit geht immer vor!
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
kicken
Sie kicken gern, aber nur beim Tischfußball.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
unterstehen
Alle an Bord unterstehen dem Kapitän.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
übertreffen
Wale übertreffen alle Tiere an Gewicht.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
begrenzen
Zäune begrenzen unsere Freiheit.
cms/verbs-webp/81973029.webp
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
veranlassen
Sie werden ihre Scheidung veranlassen.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
zurückkommen
Der Bumerang kam zurück.
cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
rufen
Der Junge ruft so laut er kann.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
sterben
In Filmen sterben viele Menschen.
cms/verbs-webp/106997420.webp
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
belassen
Die Natur wurde unberührt belassen.
cms/verbs-webp/117311654.webp
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
tragen
Sie tragen ihre Kinder auf dem Rücken.