Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch

eisen
Hij eist compensatie.
fordern
Er fordert Schadensersatz.

leiden
Hij leidt graag een team.
leiten
Es macht ihm Spaß, ein Team zu leiten.

bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
gebären
Sie wird bald gebären.

evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
bewerten
Er bewertet die Leistung des Unternehmens.

weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
durchbrennen
Manche Kinder brennen von zu Hause durch.

draaien
Je mag naar links draaien.
abbiegen
Du darfst nach links abbiegen.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
betonen
Mit Schminke kann man seine Augen gut betonen.

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
zurückstellen
Bald müssen wir wieder die Uhr zurückstellen.

oefenen
De vrouw beoefent yoga.
praktizieren
Die Frau praktiziert Yoga.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
treiben
Die Cowboys treiben das Vieh mit Pferden.

misgaan
Alles gaat vandaag mis!
schiefgehen
Heute geht auch alles schief!
