Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
niederschreiben
Sie will Ihre Geschäftsidee niederschreiben.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
pflegen
Unser Sohn pflegt seinen neuen Wagen sehr.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
wahrhaben
Manche Menschen möchten die Wahrheit nicht wahrhaben.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
meiden
Sie meidet ihren Arbeitskollegen.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
stimmen
Man stimmt für oder gegen einen Kandidaten.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
hinwerfen
Er hat seinen Job hingeworfen.
cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
tanzen
Sie tanzen verliebt einen Tango.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
reden
Er redet zu seinen Zuhörern.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
ernten
Wir haben viel Wein geerntet.
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
einlaufen
Das Schiff läuft in den Hafen ein.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
verbessern
Sie will ihre Figur verbessern.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
empfinden
Die Mutter empfindet viel Liebe für ihr Kind.