Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
niederschreiben
Sie will Ihre Geschäftsidee niederschreiben.

zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
pflegen
Unser Sohn pflegt seinen neuen Wagen sehr.

accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
wahrhaben
Manche Menschen möchten die Wahrheit nicht wahrhaben.

vermijden
Ze vermijdt haar collega.
meiden
Sie meidet ihren Arbeitskollegen.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
stimmen
Man stimmt für oder gegen einen Kandidaten.

stoppen
Hij stopte met zijn baan.
hinwerfen
Er hat seinen Job hingeworfen.

dansen
Ze dansen verliefd een tango.
tanzen
Sie tanzen verliebt einen Tango.

spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
reden
Er redet zu seinen Zuhörern.

oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
ernten
Wir haben viel Wein geerntet.

binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
einlaufen
Das Schiff läuft in den Hafen ein.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
verbessern
Sie will ihre Figur verbessern.
