Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
sich begegnen
Sie sind sich zuerst im Internet begegnet.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
veröffentlichen
Der Verlag hat viele Bücher veröffentlicht.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
einstellen
Die Firma will mehr Leute einstellen.
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
ausliefern
Der Bote liefert das Essen aus.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
produzieren
Man kann mit Robotern billiger produzieren.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
durchfahren
Das Auto durchfährt einen Baum.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
erkunden
Der Mensch will den Mars erkunden.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
vermissen
Er vermisst seine Freundin sehr.
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
erzeugen
Wir erzeugen Strom mit Wind und Sonnenlicht.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
liegen
Die Kinder liegen zusammen im Gras.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
ausüben
Sie übt einen ungewöhnlichen Beruf aus.
cms/verbs-webp/114993311.webp
zien
Je kunt beter zien met een bril.
sehen
Durch eine Brille kann man besser sehen.