Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

spüren
Sie spürt das Baby in ihrem Bauch.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

sterben
In Filmen sterben viele Menschen.
sterven
Veel mensen sterven in films.

erledigen
Bei uns erledigt der Hausmeister den Winterdienst.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

leben
Sie leben in einer Wohngemeinschaft.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

zusammenziehen
Die beiden wollen bald zusammenziehen.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

kennen
Sie kennt viele Bücher fast auswendig.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

sich aussuchen
Sie sucht sich eine neue Sonnenbrille aus.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

erklären
Opa erklärt dem Enkel die Welt.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

bemalen
Sie hat ihre Hände bemalt.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

ausschlagen
Vorsicht, das Pferd kann ausschlagen!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

aussteigen
Sie steigt aus dem Auto aus.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
