Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/32685682.webp
mitbekommen
Das Kind bekommt den Streit seiner Eltern mit.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/99633900.webp
erkunden
Der Mensch will den Mars erkunden.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/71612101.webp
einfahren
Die U-Bahn ist gerade eingefahren.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/73488967.webp
untersuchen
In diesem Labor werden Blutproben untersucht.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
cms/verbs-webp/132125626.webp
überreden
Sie muss ihre Tochter oft zum Essen überreden.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/122470941.webp
schicken
Ich habe dir eine Nachricht geschickt.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/124274060.webp
übriglassen
Sie hat mir noch ein Stück Pizza übriggelassen.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/12991232.webp
danken
Ich danke dir ganz herzlich dafür!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/95470808.webp
hereinkommen
Kommen Sie herein!
binnenkomen
Kom binnen!
cms/verbs-webp/59121211.webp
klingeln
Wer hat an der Tür geklingelt?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/55269029.webp
verfehlen
Er hat den Nagel verfehlt und sich verletzt.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/34664790.webp
unterliegen
Der schwächere Hund unterliegt im Kampf.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.