Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

mitbekommen
Das Kind bekommt den Streit seiner Eltern mit.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.

erkunden
Der Mensch will den Mars erkunden.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.

einfahren
Die U-Bahn ist gerade eingefahren.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

untersuchen
In diesem Labor werden Blutproben untersucht.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

überreden
Sie muss ihre Tochter oft zum Essen überreden.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

schicken
Ich habe dir eine Nachricht geschickt.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

übriglassen
Sie hat mir noch ein Stück Pizza übriggelassen.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.

danken
Ich danke dir ganz herzlich dafür!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!

hereinkommen
Kommen Sie herein!
binnenkomen
Kom binnen!

klingeln
Wer hat an der Tür geklingelt?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

verfehlen
Er hat den Nagel verfehlt und sich verletzt.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
