Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/102677982.webp
spüren
Sie spürt das Baby in ihrem Bauch.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterben
In Filmen sterben viele Menschen.
sterven
Veel mensen sterven in films.
cms/verbs-webp/75281875.webp
erledigen
Bei uns erledigt der Hausmeister den Winterdienst.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/43532627.webp
leben
Sie leben in einer Wohngemeinschaft.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/67095816.webp
zusammenziehen
Die beiden wollen bald zusammenziehen.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/120452848.webp
kennen
Sie kennt viele Bücher fast auswendig.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/117284953.webp
sich aussuchen
Sie sucht sich eine neue Sonnenbrille aus.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/118826642.webp
erklären
Opa erklärt dem Enkel die Welt.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/101742573.webp
bemalen
Sie hat ihre Hände bemalt.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/102304863.webp
ausschlagen
Vorsicht, das Pferd kann ausschlagen!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/40129244.webp
aussteigen
Sie steigt aus dem Auto aus.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/77883934.webp
reichen
Das reicht jetzt, Sie nerven!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!