Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
discuter
Les élèves ne doivent pas discuter pendant le cours.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
comprendre
On ne peut pas tout comprendre des ordinateurs.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
donner un coup de pied
Ils aiment donner des coups de pied, mais seulement au baby-foot.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
se référer
L’enseignant se réfère à l’exemple au tableau.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
entendre
Je ne peux pas t’entendre!
horen
Ik kan je niet horen!
laver
La mère lave son enfant.
wassen
De moeder wast haar kind.
rentrer
Il rentre chez lui après le travail.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
améliorer
Elle veut améliorer sa silhouette.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
mélanger
Il faut mélanger différents ingrédients.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
écrire partout
Les artistes ont écrit partout sur le mur entier.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
rater
Elle a raté un rendez-vous important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.