Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

trouver un logement
Nous avons trouvé un logement dans un hôtel bon marché.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.

ignorer
L’enfant ignore les paroles de sa mère.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

connaître
Des chiens étrangers veulent se connaître.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

démarrer
Quand le feu est passé au vert, les voitures ont démarré.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

envoyer
Cette entreprise envoie des marchandises dans le monde entier.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

déchiffrer
Il déchiffre les petits caractères avec une loupe.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.

appeler
Elle ne peut appeler que pendant sa pause déjeuner.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

transporter
Le camion transporte les marchandises.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

passer
Elle passe tout son temps libre dehors.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

offrir
Elle a offert d’arroser les fleurs.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

accepter
Les cartes de crédit sont acceptées ici.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
