Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
investir
Dans quoi devrions-nous investir notre argent?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
retourner
Il ne peut pas retourner seul.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
redoubler
L’étudiant a redoublé une année.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
réparer
Il voulait réparer le câble.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
être
Tu ne devrais pas être triste!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
faire demi-tour
Il faut faire demi-tour avec la voiture ici.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
craindre
Nous craignons que la personne soit gravement blessée.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
causer
Le sucre cause de nombreuses maladies.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
produire
Nous produisons notre propre miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.
gérer
On doit gérer les problèmes.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
s’occuper de
Notre concierge s’occupe du déneigement.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.