Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/120282615.webp
investir
Dans quoi devrions-nous investir notre argent?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/111750395.webp
retourner
Il ne peut pas retourner seul.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/57481685.webp
redoubler
L’étudiant a redoublé une année.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/104818122.webp
réparer
Il voulait réparer le câble.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/75195383.webp
être
Tu ne devrais pas être triste!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
cms/verbs-webp/100585293.webp
faire demi-tour
Il faut faire demi-tour avec la voiture ici.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/67624732.webp
craindre
Nous craignons que la personne soit gravement blessée.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/105681554.webp
causer
Le sucre cause de nombreuses maladies.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/101890902.webp
produire
Nous produisons notre propre miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/102169451.webp
gérer
On doit gérer les problèmes.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/75281875.webp
s’occuper de
Notre concierge s’occupe du déneigement.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/111160283.webp
imaginer
Elle imagine quelque chose de nouveau chaque jour.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.