Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

visieť
Houpacia sieť visí zo stropu.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

ustúpiť
Mnoho starých domov musí ustúpiť novým.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

zastaviť
Taxis sa zastavili na zastávke.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

spôsobiť
Alkohol môže spôsobiť bolesti hlavy.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

vstúpiť
Metro práve vstúpilo na stanicu.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

kontrolovať
Zubár kontroluje pacientovu dentíciu.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

odoslať
Chce teraz odoslať list.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.

parkovať
Autá sú zaparkované v podzemnej garáži.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

žiadať
On žiada odškodnenie.
eisen
Hij eist compensatie.

investovať
Kam by sme mali investovať naše peniaze?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

žiadať
On žiadal odškodnenie od človeka, s ktorým mal nehodu.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
