Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/124458146.webp
nechať
Majitelia mi nechajú svoje psy na prechádzku.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testovať
Auto sa testuje v dielni.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/79201834.webp
spájať
Tento most spája dve štvrte.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/57207671.webp
prijať
Nemôžem to zmeniť, musím to prijať.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/96586059.webp
prepustiť
Šéf ho prepustil.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/20225657.webp
žiadať
Moje vnúča odo mňa žiada veľa.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investovať
Kam by sme mali investovať naše peniaze?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/104825562.webp
nastaviť
Musíte nastaviť hodiny.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/123492574.webp
trénovať
Profesionálni športovci musia trénovať každý deň.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/28581084.webp
visieť
Riasy visia zo strechy.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/121180353.webp
stratiť
Počkaj, stratil si peňaženku!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/113393913.webp
zastaviť
Taxis sa zastavili na zastávke.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.