Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/104818122.webp
reparere
Han ønsket å reparere kabelen.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/4706191.webp
øve
Kvinnen øver på yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/81986237.webp
blande
Hun blander en fruktjuice.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servere
Kelneren serverer maten.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/98977786.webp
navngi
Hvor mange land kan du navngi?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/122010524.webp
påta seg
Jeg har påtatt meg mange reiser.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/91367368.webp
gå tur
Familien går tur på søndager.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/100011930.webp
fortelle
Hun forteller henne en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
cms/verbs-webp/68212972.webp
melde
Den som vet noe, kan melde seg i klassen.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/104476632.webp
vaske opp
Jeg liker ikke å vaske opp.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/83776307.webp
flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/106725666.webp
sjekke
Han sjekker hvem som bor der.
controleren
Hij controleert wie daar woont.