Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

overta
Gresshoppene har overtatt.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

vike
Mange gamle hus må vike for de nye.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

forberede
Hun forbereder en kake.
bereiden
Ze bereidt een taart.

lyve
Noen ganger må man lyve i en nødsituasjon.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

skrive ned
Hun vil skrive ned forretningsideen sin.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

gå inn
Skipet går inn i havnen.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

ringe
Hun tok opp telefonen og ringte nummeret.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

stole på
Vi stoler alle på hverandre.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

slå
Hun slår ballen over nettet.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

bevege
Det er sunt å bevege seg mye.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

avlyse
Kontrakten er blitt avlyst.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
