Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/87205111.webp
overta
Gresshoppene har overtatt.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/61575526.webp
vike
Mange gamle hus må vike for de nye.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
cms/verbs-webp/115628089.webp
forberede
Hun forbereder en kake.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/99725221.webp
lyve
Noen ganger må man lyve i en nødsituasjon.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/110775013.webp
skrive ned
Hun vil skrive ned forretningsideen sin.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/4553290.webp
gå inn
Skipet går inn i havnen.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/89635850.webp
ringe
Hun tok opp telefonen og ringte nummeret.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/125116470.webp
stole på
Vi stoler alle på hverandre.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slå
Hun slår ballen over nettet.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bevege
Det er sunt å bevege seg mye.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
cms/verbs-webp/50772718.webp
avlyse
Kontrakten er blitt avlyst.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/23258706.webp
heise opp
Helikopteret heiser de to mennene opp.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.