Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

reparere
Han ønsket å reparere kabelen.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

øve
Kvinnen øver på yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.

blande
Hun blander en fruktjuice.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.

servere
Kelneren serverer maten.
serveren
De ober serveert het eten.

navngi
Hvor mange land kan du navngi?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

påta seg
Jeg har påtatt meg mange reiser.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

gå tur
Familien går tur på søndager.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.

fortelle
Hun forteller henne en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.

melde
Den som vet noe, kan melde seg i klassen.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

vaske opp
Jeg liker ikke å vaske opp.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
