Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

reise
Vi liker å reise gjennom Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.

reise seg
Hun kan ikke lenger reise seg på egen hånd.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

overtale
Hun må ofte overtale datteren sin til å spise.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

sjekke
Tannlegen sjekker tennene.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

ringe
Klokken ringer hver dag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

kaste
Disse gamle gummidekkene må kastes separat.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

lyve
Noen ganger må man lyve i en nødsituasjon.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

håndtere
Man må håndtere problemer.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

overlate
Eierne overlater hundene sine til meg for en tur.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

jobbe med
Han må jobbe med alle disse filene.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

redusere
Jeg må definitivt redusere mine oppvarmingskostnader.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
