Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/83776307.webp
flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/55788145.webp
dekke
Barnet dekker ørene sine.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/15441410.webp
tale ut
Hun ønsker å tale ut til vennen sin.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/95543026.webp
delta
Han deltar i løpet.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/120015763.webp
ville gå ut
Barnet vil gå ut.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
cms/verbs-webp/61806771.webp
bringe
Budbringeren bringer en pakke.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sortere
Jeg har fortsatt mange papirer å sortere.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/74119884.webp
åpne
Barnet åpner gaven sin.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/123203853.webp
forårsake
Alkohol kan forårsake hodepine.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cms/verbs-webp/105681554.webp
forårsake
Sukker forårsaker mange sykdommer.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/99207030.webp
ankomme
Flyet har ankommet i tide.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/96061755.webp
servere
Kokken serverer oss selv i dag.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.