Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

parkirati
Avtomobili so parkirani v podzemni garaži.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

nagrajevati
Bil je nagrajen z medaljo.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

mimoiti
Oba se mimoitita.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

ustaviti
Ženska ustavi avto.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

porabiti
Vso svojo denar je porabila.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

teči
Vsako jutro teče po plaži.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

terjati
Moj vnuk od mene terja veliko.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

poslušati
Rad posluša trebuh svoje noseče žene.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

obdavčiti
Podjetja so obdavčena na različne načine.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

dotakniti se
Kmet se dotika svojih rastlin.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

pripadati
Moja žena mi pripada.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
