Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/71883595.webp
ignorirati
Otrok ignorira besede svoje matere.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/63645950.webp
teči
Vsako jutro teče po plaži.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/75508285.webp
veseliti se
Otroci se vedno veselijo snega.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/123211541.webp
snežiti
Danes je močno snežilo.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/107996282.webp
sklicevati
Učitelj se sklicuje na primer na tabli.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/53646818.webp
spustiti noter
Sneg je padal zunaj in spustili smo jih noter.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/118253410.webp
porabiti
Vso svojo denar je porabila.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
cms/verbs-webp/106787202.webp
priti domov
Oče je končno prišel domov!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/104825562.webp
nastaviti
Morate nastaviti uro.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/117953809.webp
prenašati
Ne more prenašati petja.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/47241989.webp
pogledati
Kar ne veš, moraš pogledati.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/74908730.webp
povzročiti
Preveč ljudi hitro povzroči kaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.