Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

nagrajevati
Bil je nagrajen z medaljo.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

omeniti
Kolikokrat moram omeniti ta argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

izrezati
Oblike je treba izrezati.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

pogrešati
Zelo te bom pogrešal!
missen
Ik zal je zo erg missen!

umiti
Mama umiva svojega otroka.
wassen
De moeder wast haar kind.

zbežati
Vsi so zbežali pred ognjem.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

viseti
Oba visita na veji.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

voziti okoli
Avtomobili vozijo v krogu.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

objeti
Mati objame male nogice dojenčka.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

razumeti se
Končajta svoj prepir in se končno razumita!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

potegniti
Kako bo potegnil ven to veliko ribo?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
