Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

do
You should have done that an hour ago!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

feel
She feels the baby in her belly.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

limit
During a diet, you have to limit your food intake.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

ask
He asks her for forgiveness.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

want to leave
She wants to leave her hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

check
He checks who lives there.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

look up
What you don’t know, you have to look up.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

leave standing
Today many have to leave their cars standing.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

refuse
The child refuses its food.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

walk
The group walked across a bridge.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
