Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/125385560.webp
wash
The mother washes her child.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/80427816.webp
correct
The teacher corrects the students’ essays.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/109099922.webp
remind
The computer reminds me of my appointments.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/104476632.webp
wash up
I don’t like washing the dishes.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/120870752.webp
pull out
How is he going to pull out that big fish?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/33463741.webp
open
Can you please open this can for me?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
cms/verbs-webp/121928809.webp
strengthen
Gymnastics strengthens the muscles.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
cms/verbs-webp/111892658.webp
deliver
He delivers pizzas to homes.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/102304863.webp
kick
Be careful, the horse can kick!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/123211541.webp
snow
It snowed a lot today.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/90321809.webp
spend money
We have to spend a lot of money on repairs.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/17624512.webp
get used to
Children need to get used to brushing their teeth.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.