Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/99769691.webp
passare accanto
Il treno sta passando accanto a noi.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/86583061.webp
pagare
Ha pagato con carta di credito.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/123953850.webp
salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/62069581.webp
inviare
Ti sto inviando una lettera.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/90821181.webp
battere
Ha battuto il suo avversario a tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
cms/verbs-webp/66441956.webp
annotare
Devi annotare la password!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/18316732.webp
attraversare
L’auto attraversa un albero.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/112408678.webp
invitare
Vi invitiamo alla nostra festa di Capodanno.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/91906251.webp
chiamare
Il ragazzo chiama il più forte possibile.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/118232218.webp
proteggere
I bambini devono essere protetti.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/95056918.webp
guidare
Lui guida la ragazza per mano.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/115628089.webp
preparare
Lei sta preparando una torta.
bereiden
Ze bereidt een taart.