Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/105224098.webp
confermare
Ha potuto confermare la buona notizia a suo marito.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/49585460.webp
finire
Come siamo finiti in questa situazione?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/123947269.webp
monitorare
Qui tutto è monitorato da telecamere.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/67955103.webp
mangiare
Le galline mangiano i chicchi.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/93792533.webp
significare
Cosa significa questo stemma sul pavimento?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/74908730.webp
causare
Troppa gente causa rapidamente il caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/103719050.webp
sviluppare
Stanno sviluppando una nuova strategia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/70864457.webp
portare
Il fattorino sta portando il cibo.
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/118003321.webp
visitare
Lei sta visitando Parigi.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/93697965.webp
girare
Le auto girano in cerchio.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/67035590.webp
saltare
Ha saltato nell’acqua.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/96586059.webp
licenziare
Il capo lo ha licenziato.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.