Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans
aprire
Puoi per favore aprire questa lattina per me?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
essere interconnesso
Tutti i paesi sulla Terra sono interconnessi.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
partire
La nave parte dal porto.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
evitare
Lui deve evitare le noci.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
passare
Il gatto può passare attraverso questo buco?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
immaginare
Lei immagina qualcosa di nuovo ogni giorno.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
coprire
Ha coperto il pane con il formaggio.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
pulire
Lei pulisce la cucina.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
fermare
La poliziotta ferma l’auto.
stoppen
De agente stopt de auto.
scrivere
Sta scrivendo una lettera.
schrijven
Hij schrijft een brief.
ascoltare
I bambini amano ascoltare le sue storie.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.