Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/92145325.webp
regarder
Elle regarde à travers un trou.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/119847349.webp
entendre
Je ne peux pas t’entendre!
horen
Ik kan je niet horen!
cms/verbs-webp/80427816.webp
corriger
La professeure corrige les dissertations des élèves.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/81025050.webp
combattre
Les athlètes se combattent.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/120801514.webp
manquer
Tu vas tellement me manquer!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/81740345.webp
résumer
Vous devez résumer les points clés de ce texte.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
cms/verbs-webp/102853224.webp
rassembler
Le cours de langue rassemble des étudiants du monde entier.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/119379907.webp
deviner
Tu dois deviner qui je suis!
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/101742573.webp
peindre
Elle a peint ses mains.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/121820740.webp
commencer
Les randonneurs ont commencé tôt le matin.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/118008920.webp
commencer
L’école commence juste pour les enfants.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/91147324.webp
récompenser
Il a été récompensé par une médaille.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.