Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/103163608.webp
compter
Elle compte les pièces.
tellen
Ze telt de munten.
cms/verbs-webp/114993311.webp
voir
On voit mieux avec des lunettes.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/123834435.webp
reprendre
L’appareil est défectueux ; le revendeur doit le reprendre.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/120452848.webp
connaître
Elle connaît presque par cœur de nombreux livres.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/119269664.webp
réussir
Les étudiants ont réussi l’examen.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/120801514.webp
manquer
Tu vas tellement me manquer!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/116877927.webp
installer
Ma fille veut installer son appartement.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/124053323.webp
envoyer
Il envoie une lettre.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/120686188.webp
étudier
Les filles aiment étudier ensemble.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/86583061.webp
payer
Elle a payé par carte de crédit.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/38753106.webp
parler
On ne devrait pas parler trop fort au cinéma.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/55788145.webp
couvrir
L’enfant couvre ses oreilles.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.