Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
écouter
Les enfants aiment écouter ses histoires.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
pardonner
Elle ne pourra jamais lui pardonner cela!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
limiter
Les clôtures limitent notre liberté.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
pousser
La voiture s’est arrêtée et a dû être poussée.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
donner
Elle donne son cœur.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
rater
Elle a raté un rendez-vous important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
attendre
Ma sœur attend un enfant.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
initier
Ils vont initier leur divorce.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
causer
Le sucre cause de nombreuses maladies.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
commencer
L’école commence juste pour les enfants.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
attendre
Elle attend le bus.
wachten
Ze wacht op de bus.