Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/77581051.webp
offrir
Que m’offres-tu pour mon poisson?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
cms/verbs-webp/34567067.webp
chercher
La police cherche le coupable.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/120515454.webp
nourrir
Les enfants nourrissent le cheval.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/65915168.webp
bruisser
Les feuilles bruissent sous mes pieds.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/115113805.webp
discuter
Ils discutent entre eux.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/85968175.webp
endommager
Deux voitures ont été endommagées dans l’accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/46602585.webp
transporter
Nous transportons les vélos sur le toit de la voiture.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/47062117.webp
se débrouiller
Elle doit se débrouiller avec peu d’argent.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/93169145.webp
parler
Il parle à son auditoire.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/60111551.webp
prendre
Elle doit prendre beaucoup de médicaments.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepter
Les cartes de crédit sont acceptées ici.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
cms/verbs-webp/120655636.webp
mettre à jour
De nos jours, il faut constamment mettre à jour ses connaissances.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.