Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

répondre
Elle répond toujours en première.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

se lever
Elle ne peut plus se lever seule.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

attendre
Elle attend le bus.
wachten
Ze wacht op de bus.

aller
Où est allé le lac qui était ici?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

courir après
La mère court après son fils.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

démarrer
Quand le feu est passé au vert, les voitures ont démarré.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

demander
Mon petit-fils me demande beaucoup.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

étendre
Il étend ses bras largement.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

servir
Les chiens aiment servir leurs maîtres.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

sonner
Sa voix sonne fantastique.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

écrire
Vous devez écrire le mot de passe!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
