Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
sortirati
Voli sortirati svoje marke.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
seliti
Moj nećak se seli.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
izjasniti se
Želi se izjasniti svom prijatelju.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
pobjeći
Naš sin je htio pobjeći od kuće.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
slušati
Djeca rado slušaju njene priče.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
čistiti
Ona čisti kuhinju.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
ići vlakom
Tamo ću ići vlakom.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
pojednostaviti
Djeci morate pojednostaviti komplicirane stvari.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
uništiti
Tornado uništava mnoge kuće.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
doći na red
Molim čekaj, uskoro ćeš doći na red!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
ovisiti
Slijep je i ovisi o vanjskoj pomoći.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.