Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
voziti kući
Nakon kupovine, njih dvoje voze kući.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
dati
Otac želi dati svome sinu nešto dodatnog novca.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
koristiti
Čak i mala djeca koriste tablete.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
sastati se
Lijepo je kada se dvoje ljudi sastanu.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
obogatiti
Začini obogaćuju našu hranu.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
uštedjeti
Možete uštedjeti na grijanju.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
svidjeti se
Djetetu se sviđa nova igračka.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
testirati
Automobil se testira u radionici.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
zazvoniti
Tko je zazvonio na vratima?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
zahtijevati
On zahtijeva odštetu.
eisen
Hij eist compensatie.
darovati
Ona daruje svoje srce.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.