Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/23258706.webp
heise opp
Helikopteret heiser de to mennene opp.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/102167684.webp
sammenligne
De sammenligner tallene sine.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/44159270.webp
returnere
Læreren returnerer oppgavene til studentene.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/123179881.webp
øve
Han øver hver dag med skateboardet sitt.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/107852800.webp
se
Hun ser gjennom kikkerten.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/111615154.webp
kjøre tilbake
Moren kjører datteren tilbake hjem.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/20225657.webp
kreve
Barnebarnet mitt krever mye av meg.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/43483158.webp
reise med tog
Jeg vil reise dit med tog.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/125402133.webp
berøre
Han berørte henne ømt.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/89025699.webp
bære
Eslet bærer en tung last.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/116877927.webp
innrede
Min datter vil innrede leiligheten sin.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/117658590.webp
dø ut
Mange dyr har dødd ut i dag.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.