Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

heise opp
Helikopteret heiser de to mennene opp.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

sammenligne
De sammenligner tallene sine.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

returnere
Læreren returnerer oppgavene til studentene.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

øve
Han øver hver dag med skateboardet sitt.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

se
Hun ser gjennom kikkerten.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

kjøre tilbake
Moren kjører datteren tilbake hjem.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

kreve
Barnebarnet mitt krever mye av meg.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

reise med tog
Jeg vil reise dit med tog.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

berøre
Han berørte henne ømt.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

bære
Eslet bærer en tung last.
dragen
De ezel draagt een zware last.

innrede
Min datter vil innrede leiligheten sin.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
