Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/108218979.webp
måtte
Han må gå av her.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
cms/verbs-webp/71991676.webp
glemme igjen
De glemte ved et uhell barnet sitt på stasjonen.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/123619164.webp
svømme
Hun svømmer regelmessig.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smake
Dette smaker virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/107996282.webp
referere
Læreren refererer til eksempelet på tavlen.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/99602458.webp
begrense
Bør handel begrenses?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/84476170.webp
kreve
Han krevde kompensasjon fra personen han hadde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produsere
Man kan produsere billigere med roboter.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
cms/verbs-webp/27564235.webp
jobbe med
Han må jobbe med alle disse filene.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importere
Vi importerer frukt fra mange land.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
cms/verbs-webp/124545057.webp
lytte til
Barna liker å lytte til hennes historier.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/118253410.webp
tilbringe
Hun tilbrakte alle pengene sine.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.