Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

chiamare
Il ragazzo chiama il più forte possibile.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

preferire
Molti bambini preferiscono le caramelle alle cose sane.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

mancare
Ha mancato il chiodo e si è ferito.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

mescolare
Puoi fare un’insalata sana mescolando verdure.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

riunire
Il corso di lingua riunisce studenti da tutto il mondo.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

investire
Un ciclista è stato investito da un’auto.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

leggere
Non posso leggere senza occhiali.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

aiutare
Tutti aiutano a montare la tenda.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

difendere
I due amici vogliono sempre difendersi a vicenda.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

appendere
Entrambi sono appesi a un ramo.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

mescolare
Il pittore mescola i colori.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
