Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans
descrivere
Come si possono descrivere i colori?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
dipingere
Lui sta dipingendo la parete di bianco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
spiegare
Il nonno spiega il mondo a suo nipote.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
fare un errore
Pensa bene per non fare un errore!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
coprire
Ha coperto il pane con il formaggio.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
produrre
Si può produrre più economicamente con i robot.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
appartenere
Mia moglie mi appartiene.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
attraversare
L’auto attraversa un albero.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
rispondere
Lo studente risponde alla domanda.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
apparire
Un grosso pesce è apparso improvvisamente nell’acqua.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
protestare
Le persone protestano contro l’ingiustizia.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.