Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/97119641.webp
dipingere
La macchina viene dipinta di blu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/86583061.webp
pagare
Ha pagato con carta di credito.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/117890903.webp
rispondere
Lei risponde sempre per prima.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
cms/verbs-webp/23468401.webp
fidanzarsi
Si sono fidanzati in segreto!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
cms/verbs-webp/68779174.webp
rappresentare
Gli avvocati rappresentano i loro clienti in tribunale.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/114091499.webp
addestrare
Il cane è addestrato da lei.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/99207030.webp
arrivare
L’aereo è arrivato in orario.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/96571673.webp
dipingere
Lui sta dipingendo la parete di bianco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/129235808.webp
ascoltare
Gli piace ascoltare il ventre di sua moglie incinta.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/68841225.webp
capire
Non riesco a capirti!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
cms/verbs-webp/92456427.webp
comprare
Vogliono comprare una casa.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/118485571.webp
fare per
Vogliono fare qualcosa per la loro salute.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.