Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/120128475.webp
pensare
Lei deve sempre pensare a lui.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/59552358.webp
gestire
Chi gestisce i soldi nella tua famiglia?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/114993311.webp
vedere
Puoi vedere meglio con gli occhiali.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uscire
Alle ragazze piace uscire insieme.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/32796938.webp
spedire
Vuole spedire la lettera ora.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investire
In cosa dovremmo investire i nostri soldi?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/125385560.webp
lavare
La madre lava suo figlio.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/117897276.webp
ricevere
Ha ricevuto un aumento dal suo capo.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
cms/verbs-webp/117490230.webp
ordinare
Lei ordina la colazione per se stessa.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/105224098.webp
confermare
Ha potuto confermare la buona notizia a suo marito.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/90643537.webp
cantare
I bambini cantano una canzone.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accettare
Alcune persone non vogliono accettare la verità.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.