Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/81740345.webp
riassumere
Devi riassumere i punti chiave da questo testo.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uscire
I bambini finalmente vogliono uscire.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/89516822.webp
punire
Ha punito sua figlia.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/119188213.webp
votare
Gli elettori stanno votando sul loro futuro oggi.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
cms/verbs-webp/75281875.webp
occuparsi di
Il nostro custode si occupa della rimozione della neve.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/129300323.webp
toccare
Il contadino tocca le sue piante.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/44848458.webp
fermare
Devi fermarti al semaforo rosso.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/119417660.webp
credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/92266224.webp
spegnere
Lei spegne l’elettricità.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servire
Il cameriere serve il cibo.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/129203514.webp
chiacchierare
Chiacchiera spesso con il suo vicino.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/122224023.webp
indietreggiare
Presto dovremo indietreggiare di nuovo l’orologio.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.