Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/67880049.webp
lasciare andare
Non devi lasciare andare la presa!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/85677113.webp
usare
Lei usa prodotti cosmetici quotidianamente.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/120870752.webp
estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/110233879.webp
creare
Ha creato un modello per la casa.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parcheggiare
Le auto sono parcheggiate nel garage sotterraneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/117890903.webp
rispondere
Lei risponde sempre per prima.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
cms/verbs-webp/88597759.webp
premere
Lui preme il bottone.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/99392849.webp
rimuovere
Come si può rimuovere una macchia di vino rosso?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
cms/verbs-webp/91603141.webp
scappare
Alcuni bambini scappano da casa.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/119425480.webp
riflettere
Devi riflettere molto negli scacchi.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/123179881.webp
allenarsi
Lui si allena ogni giorno con il suo skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/49374196.webp
licenziare
Il mio capo mi ha licenziato.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.