Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

lasciare andare
Non devi lasciare andare la presa!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

usare
Lei usa prodotti cosmetici quotidianamente.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.

estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

creare
Ha creato un modello per la casa.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

parcheggiare
Le auto sono parcheggiate nel garage sotterraneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

rispondere
Lei risponde sempre per prima.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

premere
Lui preme il bottone.
drukken
Hij drukt op de knop.

rimuovere
Come si può rimuovere una macchia di vino rosso?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

scappare
Alcuni bambini scappano da casa.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

riflettere
Devi riflettere molto negli scacchi.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

allenarsi
Lui si allena ogni giorno con il suo skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
